Alle begin is nog iets moeilijker

Veel jongeren zijn hard aan het sparen voor de aankoop van een woning. Volgens onderzoek van ING spaart twee derde van de starters gemiddeld € 410 per maand om dan na een jaar of vijf een huis te kunnen kopen. Ze hebben dan bijna €25.000 bij elkaar gespaard.

Ruim de helft van de starters (56%) wil tussen de €10.000 en €30.000 bij elkaar sparen.  Een jaar eerder was dat nog 41%, zegt ING Woonbericht. De helft van de jongeren geeft aan dat ze het spaargeld gebruiken om een lagere hypotheek te nemen en dus lagere woonlasten realiseren. De andere helft wil het gebruiken voor inrichting van de woning. Ook verbouwing van de woning of betaling van notariskosten en kosten koper worden vaak als spaardoel opgegeven.

Het is in ieder geval verstandig om geld opzij te leggen als je later een eigen woning wil kopen. Want het is er voor starters niet gemakkelijker op geworden. In de eerste plaats mag iedereen minder lenen in verhouding tot de waarde van de woning: dit jaar nog 103% in plaats van vorig jaar 104% en dit percentage wordt verder verlaagd naar 100 in 2018. Ook het maximaal toegestane hypotheekbedrag in relatie tot het inkomen daalt. Deze zogenoemde maximale financieringslast wordt vastgesteld op basis van berekeningen van het Nibud en dat heeft in zijn wijsheid bepaald dat rekening moet worden gehouden met hogere onvermijdbare kosten, zoals zorgkosten of kosten voortvloeiend uit de komst van kinderen.

De starter met een jaarinkomen van zo’n €28.000 kon vorig jaar nog op zoek naar een woning of appartement van pakweg €135.000, nu kunnen zij niet verder reiken dan een hypotheek voor een woning van net boven de €100.000, berekende Hypotheekvisie onlangs. Daar kun je nu eenmaal weinig voor kopen, dus voor mensen in deze inkomenscategorie is het toekomstbeeld: langer thuis wonen of huren. Het gekke is dat de netto hypotheeklast van een hypotheekbedrag van €140.000 onder de  €500 euro per maand ligt dankzij de lage rente. De strengere regels maken het starters echter onmogelijk om hiervan te profiteren. Dat zij vervolgens een appartement of een woning huren voor bedragen van tussen de €750 en €1.000 per maand, daar maakt niemand dan een punt van. Maar sparen wordt op die manier wel weer een stukje moeilijker.

De starter op de woningmarkt is gemiddeld 32 jaar, koopt voornamelijk een tussenwoning voor een gemiddelde prijs van € 182.000 en draait in de helft van de gevallen alleen voor de financiering op. Uit onderzoek van het Kadaster blijkt dat ook tijdens de crisis het aandeel van starters redelijk op peil is gebleven in het aantal (uiteraard wel sterk gedaalde) transacties. Gemiddeld zijn ze zelfs iets groter gaan wonen ten opzichte van bijvoorbeeld doorstromers. Starters spelen dus een grote rol in de verdere ontwikkeling van de woningmarkt. Het is te hopen dat zij zich – ondanks de verscherpte financieringslasten en vermindering in het aanbod van startersleningen – niet laten afschrikken. Maar het spreekwoord ‘Alle begin is moeilijk’ kan voor starters op de woningmarkt nu wel worden veranderd in ‘alle begin is nog iets moeilijker’.