Middenhuur: geen strenge regelgeving
Dat de vraag naar zogenoemde middenhuurwoningen in de grote(re) steden de komende jaren zal groeien, daar is iedereen het wel over eens. En dat er veel te weinig van die huurwoningen zijn, daarover geen verschil van mening. Bouwen dus, vindt iedereen. Maar of dat onder strakke overheidsregulering vorm zal moeten krijgen, daarover verschillen de partijen van mening.
Onder ‘middenhuur’ verstaat men grofweg: woningen met een huurprijs tussen €710 en €1.000 per maand, vooral bestemd voor mensen met een middeninkomen. Onder de €710 per maand spreken we van sociale huurwoningen. Boven die grens begint de ‘vrije sector’ en vanaf zo’n €1.000 praten we dan meestal over hogere huurprijzen. De middenhuurwoning is gewild momenteel, om verschillende redenen: mensen willen flexibel blijven of ze willen doorstromen vanuit een goedkopere corporatiewoning of ze komen niet in aanmerking voor een sociale huurwoning, maar voldoen ook (nog) niet aan de strengere hypotheekeisen, waardoor ze geen woning kunnen kopen.
Om de stagnatie in de ontwikkeling van middenhuurwoningen aan te pakken, is politicus Rob van Gijzel (jawel, de oud-burgemeester van Eindhoven, mr. Brainport himself) aan het werk gezet als voorzitter van een typisch Nederlands verschijnsel: de ‘Samenwerkingstafel Middenhuur’. Er is een landelijke tafel met vertegenwoordigers van ontwikkelaars en bouwers, woningcorporaties, makelaars en het ministerie, maar er zijn ook regionale samenwerkingstafels in een aantal steden. Veelal bleek de behoefte aan middenhuurwoningen nog groter dan vooraf gedacht. Landelijk zou het gaan om een behoefte tussen 60.000 en 200.000 woningen tot 2025.
Van Gijzel heeft na een jaar ervaring aan de tafels nu aanbevelingen gedaan om tot versnelling van ontwikkeling en bouw te komen. Daarin ligt een zware nadruk op het goed samenwerken van alle partijen aan de lokale tafels, omdat zij alleen samen tot een slagvaardige aanpak kunnen komen. Anderzijds beveelt hij aan dat de overheid de voorraad middenhuurwoningen beter gaat reguleren aan de hand van een puntenstelsel. Ook zouden lokale bestuurders de hoogte van de aanvangshuren en de jaarlijkse huurverhoging moeten bepalen. Volgens de landelijke marktpartijen (o.a. NEPROM, Bouwend Nederland en NVM) werkt sterkere regulering juist averechts. Lokaal maatwerk is inderdaad vereist; een te sterke regulering van de overheid past daarin niet.