Vertrouwen is goed, maar …

Ik geef graag ruim baan aan goed nieuws dat ons zeer recent is gebracht door onderzoekers van ING: de consumenten van Nederland zijn het meest positief over de huizenmarkt. Meer dan op de aandelenmarkt of de arbeidsmarkt, verwacht men een verder stijgende lijn op de huizenmarkt. Een derde deel van de ondervraagden voorziet een stijging van de onroerendgoedmarkt, terwijl slechts 15% van hen positief is over bijvoorbeeld de ontwikkeling van de aandelenmarkt.

Consumentenvertrouwen vormt vaak de basis voor verdergaand marktherstel. En de verwachting van de consumenten is in lijn met die van de economen van het onderzoeksbureau van ING. Ook zij voorzien een positieve ontwikkeling. “Het sentiment op de huizenmarkt is verbeterd, evenals de betaalbaarheid van de koopwoningen: hypotheekrentes staan op een historisch laag niveau, terwijl de consumenten er dit jaar in inkomen juist iets op vooruit zullen gaan”, schrijven zij. Andere banken hebben eveneens licht positieve rapporten over de woningmarkt de wereld ingestuurd.

Vertrouwen is goed, maar controle is beter. Het is een oude uitspraak van Lenin, dus dat is nou niet echt een aanbeveling voor zo’n motto. Anderzijds: in de financiële wereld, maar ook in de bedrijfsvoering van bijvoorbeeld woningcorporaties hebben zich natuurlijk zaken voorgedaan die je toch weer anders naar zo’n uitspraak doen kijken. Vertalen we de uitspraak naar consumentengedrag, dan zou ik zeggen: het is zeker goed om verstrekkende financiële beslissingen niet te baseren op vage marktsentimenten, maar om je eigen situatie goed te (laten) controleren door een adviseur die je kunt vertrouwen.

Je komt overigens niet zomaar aan een hypotheek. De overheid probeert de markt te controleren door geleidelijke verscherping van de hypotheeknormen. Het maximum bedrag dat banken op basis van het onderpand mogen verstrekken daalt jaarlijks met 1 procentpunt. Op dit moment is dat nog geen bedreiging voor het marktherstel, omdat op basis van de gedaalde en nog steeds dalende hypotheekrente de leencapaciteit nog steeds iets toeneemt. Maar als de hypotheeknormen verder drastisch verscherpt worden, dan zou de situatie kunnen ontstaan dat met name starters langdurig moeten gaan sparen voor ze kunnen instappen op de woningmarkt. De invoering van het leenstelsel voor studiefinanciering zal evenmin bijdragen aan verbetering van hun uitgangspositie. De groei van het aantal huishoudens zonder vast arbeidscontract (zzp’ers) is ook een complicatie op de markt.

Om belemmerende ontwikkelingen te voorkomen, moet de overheid overwegen de controleteugels in de toekomst iets te laten vieren en meer ruimte te geven aan het vertrouwen in het gezond verstand van consumenten en andere marktpartijen. Het zou jammer zijn als het ontluikend herstel van de woningmarkt en het toenemend consumentenvertrouwen in de knop worden gebroken door een te strikte controlementaliteit.